Het type banden onder je auto heeft een grote invloed op je veiligheid en rijcomfort. Winter- en zomerbanden zijn speciaal ontworpen om optimaal te presteren in specifieke weersomstandigheden. Maar wat zijn de verschillen, en wanneer maak je de wissel?
Zomerbanden
Zomerbanden zijn ideaal voor temperaturen boven de 7 graden Celsius. Ze zijn gemaakt van een harder rubbermengsel dat bij warmere temperaturen de juiste grip biedt. Het profiel is ontworpen om water goed af te voeren, waardoor je minder snel last hebt van aquaplaning. Bovendien zorgt de lagere rolweerstand van zomerbanden voor betere brandstofefficiëntie.
Winterbanden
Winterbanden zijn ontworpen voor koude omstandigheden, waarbij de temperatuur onder de 7 graden zakt. Het zachtere rubber blijft flexibel bij lage temperaturen en biedt daardoor betere grip op besneeuwde, natte en ijzige wegen. Het profiel van winterbanden heeft diepere groeven en meer lamellen, waardoor ze beter sneeuw en water afvoeren. Dit vermindert het risico op slippen.
Waarom wisselen?
Het gebruik van het juiste type band in de juiste periode is cruciaal. Winterbanden slijten sneller bij warmere temperaturen, terwijl zomerbanden onvoldoende grip bieden in de winter. Door tijdig te wisselen, verbeter je niet alleen de veiligheid, maar verleng je ook de levensduur van je banden.
Wanneer wisselen?
In Nederland wordt aangeraden om in oktober of november over te stappen op winterbanden en in maart of april weer terug te schakelen naar zomerbanden, afhankelijk van de weersvoorspellingen.
Overweeg ook all-season banden als je niet vaak in extreme omstandigheden rijdt. Deze banden combineren eigenschappen van zowel winter- als zomerbanden, maar zijn een compromis en presteren minder goed in extreme kou of hitte.
Met de juiste banden rijd je veiliger, zuiniger en comfortabeler in elk seizoen.